zaterdag 26 november 2011

Istanbul schetsen 2

tekening Ronald van der Heide
 In de hete zomermaanden zorgen de airco-installaties voor prettige koelte. Ze worden ergens op de gevel gemonteerd waar maar ruimte is. Tussen ramen (typisch: veel ramen worden afgeschermd met hekken) of bijvoorbeeld tussen een overvloed aan reclameborden.
tekening Ronald van der Heide
Belangrijk onderdeel van het sociale leven is thee drinken. Op straat zie je overal groepjes mannen thee drinken. En als de thee op is, blijven de kopjes en de krukjes achter.

donderdag 24 november 2011

Istanbul schetsen

tekening Ronald van der Heide 
Het straatbeeld van Istanbul is op het eerste gezicht redelijk vrij van logo's van grote (multinationale) bedrijven. Eén uitzondering is het logo van Turkcell, een telefoonmaatschappij. Dit logo, een figuurtje met twee antennes op het hoofd, kom  je veelvuldig tegen. Hier tegenover kom je in Taksim op de gekste plekken in dezelfde kleur geel gebalde vuisten tegen, tags van een graffiti-artist.

tekening Ronald van der Heide
Minaretten in verschillende soorten en maten. Links de minaret van de Nieuwe Moskee, midden en rechts twee minaretten in Taksim . De rechter, een minaret van de moskee aan het Taksim-plein, is een knutselwerk van metalen platen, en roept associaties op met een raket uit jaren '60 science fiction-verhalen.
tekening Ronald van der Heide
Simit: het ringvormige sesambrood. Wordt geleverd in manden met stokken, verkocht in typerende rode rijdende kraampjes en als tussendoortje op willekeurig welk moment van de dag gegeten.

woensdag 23 november 2011

Calligrafie

tekening: Albo Helm
Gespot in een calligrafie-werkplaats tegenover de Küçük Ayasofya in Istanbul. Links de platte houten calligrafiekammen en enkele borstels, rechts in een glazen bak pennen van stekelvarken, al of niet bijgepunt.

De neus van de sultan

De Turkse cartoonist heeft altijd te kampen gehad met door de overheid opgelegde censuur. Daar lopen de hedendaagse cartoonisten tegenaan, maar dat was vroeger niet anders. Tijdens de regeerperiode van sultan Abdülhamid II zou de censuur tot bizarre proporties groeien.
Tijdens de regering van Abdülhamid II verloor Turkije veel van haar land aan Rusland. In 1878 stuurde hij het parlement naar huis en begon hij Turkije als dictator te regeren, geholpen door zijn geheime politie. Hij verbood iedere openbare uiting over hemzelf, zijn sultanaat, het hof of de staat. Maar deze censuur ging nog verder. Omdat Abdülhamid II een hele grote neus had, verbood hij niet alleen woorden als ‘vrijheid’, ‘gelijkheid’ en ‘broederschap’, maar ook het woord ‘neus’ omdat wel eens een verdekte toespeling op hemzelf zou kunnen zijn. Deze verboden werkten binnen de Turkse staat, in deze periode worden er geen Turkse cartoons gemaakt. Maar in het buitenland probeerden de in ballingschap verkerende Jong-Turken Abdülhamid II weg te krijgen. Satire, en dus ook cartoons, waren veelgebruikte wapens om de sultan belachelijk te maken. En zijn neus heeft in al deze cartoons een prominente rol.
Neus 1: Anoniem, 01.03.1889 “Abdülhamid II”

Neus 2: Anoniem, 17.09.1908, “Abdülhamid II”

Neus 3: Anoniem, 14.05.1909. “Istanbuls grootste neus”
Er is wel betoogd dat de enorme neuzen die de latere Turkse leiders in cartoons vaak hebben een symbool zijn voor despotisme, afgeleid van de neus van Abdülhamid II. Dat lijkt mij te ver gezocht. Ook in Nederland en Frankrijk bijvoorbeeld komen karikaturen met grote neuzen veel voor in cartoons. Maar het valt niet uit te sluiten dat een Turkse lezer ook een associatie heeft met de neus van Abdülhamid II.
(aut. Joshua)
Neus 4: Ferruh Doğan, jaren ’50 20e eeuw. “De staat, dat ben ik”. Cartoon over de toenmalige Turkse Minister-President Adnan Menderes (1899-1961)

maandag 21 november 2011

Kenan Yarar & Onur Uysal


Het is 29 oktober, de 88e verjaardag van de republiek (“cumhürriyet”) Turkije. Er stonden allerlei festiviteiten op het programma, maar die zijn afgelast vanwege de recente aardbeving in Van. Wel hangen er overal -soms enorme- Turkse vlaggen, nog meer dan gewoonlijk.
We ontmoeten Kenan en Onur bij de metro-uitgang op het Taksim-plein, en lopen naar een zeer groot grand café (vier verdiepingen) aan de Istikal Caddesi, de grote winkelboulevard, waar we rustig kunnen praten. Koffie, (ijs)thee, grote ‘sandwiches’. Kenan neemt een groot stuk chocoladetaart, dat hij maar half opeet. De hele middag zitten we te praten, ook over strips en cartoons in Nederland. Een dubbelzijdig interview, noemt Onur het, al is dat een beetje overdreven. Onur vertaalt, soms probeert Kenan iets in het engels te zeggen, maar z’n engels is gebrekkig (en ons turks houdt ook al niet over). Aan het eind van de middag gaan we voor bier naar een café, pal tegenover de redactieburelen van Uykusuz.

Kenan
Kenan is als tekenaar begonnen bij Hibir. Later ging hij tekenen voor Lombak, daarna voor Penguen. Inspiratiebronnen voor hem zijn Manara, Bilal en vooral Moebius. Een Turkse inspiratiebron is Suat Gönülay, die hij bewondert zowel qua schrijven als qua tekenen, z’n manier van verhalen vertellen en z’n techniek. 
In de jaren 90 probeerde hij veel genres uit. Melankomik (1997) is een verzameling van z’n verhalen uit HBR, Hilal (2005), genoemd naar de hoofdpersoon, is een verzameling van verhalen uit Lombak. Momenteel tekent hij voor Penguen psychologische horror-strips, een lang lopende serie van korte verhalen. En hij werkt aan een nieuw album, met de werktitel iLive.
Kenan lettert zijn strips zelf, met de hand. Dat is ‘levender’ dan letteren met de computer, en bovendien veel sneller. Hij ‘kleurt’ ook zelf zijn verhalen, meestal in zwart/wit grijstinten - dat dan weer wel op de computer.
Hij maakt geen cartoons meer. Dat heeft hij in z’n Hibir-tijd wel geprobeerd, maar hij vond dat hij er niet goed in was/het eigenlijk niet kon.



Kenans verhalen ontstaan tijdens het schetsen. Hij schrijft niet eerst een verhaal uit. Vaak zit hij maar wat te tekenen en dingen uit te proberen, en dan ontstaat daaruit een verhaal. In zijn begintijd probeerde hij vooral ‘mooi’ te tekenen, en vond hij het verhaal niet zo belangrijk. Hij was de eerste 10 jaar van z’n carrière op zoek naar verhalen van anderen om te tekenen. Een scenarist kon hij echter niet vinden. Gaandeweg ontdekte hij dat een tekenaar niet alleen moet tekenen, maar ook verhalen moet kunnen vertellen. Tijdschriften betalen trouwens ook niet apart voor scenario’s, en eigenlijk alle strips in de tijdschriften zijn dan ook zowel geschreven als getekend door dezelfde persoon.
Om een boterham te verdienen met tekenen is het zaak binnen te komen bij een gerenommeerd tijdschrift. Kenan kan leven van z’n strips. Hij krijgt een salaris en het tijdschrift betaalt voor hem sociale premies en dergelijke. Het salaris wordt gebaseerd op het aantal pagina’s dat een tekenaar doorgaans levert. Bij ziekte ofzo wordt het salaris doorbetaald.
In principe ligt het copyright op tekenwerk bij de maker, behalve in de week dat het tijdschrift waarin het werk staat, verschijnt. Turkse stripboeken zijn bijna altijd verzamelingen van eerder in tijdschriften gepubliceerde verhalen.
Bundeling van strips in een boek gaat soms op initiatief van de tekenaar, soms op initiatief van de uitgever. Hilal bijvoorbeeld is bij een andere uitgever (Dogan) verschenen dan die van het tijdschrift waarin de verhalen stonden. Vormgeving van het boek wordt meestal betaald door de tekenaar; als het boek helemaal klaar is, betaalt de uitgever de drukkosten. De tekenaar krijgt doorgaans zo’n 15% van de opbrengst.

Kenan woont in het Aziatische deel van Istanbul (net als Onur trouwens). Hij is zeer ordelijk (aldus Onur), keurige flat, opgeruimd bureau, drinkt niet, rookt niet, geen drugs. Mensen die zijn werk kennen, snappen niet dat de maker ervan zo’n keurig en bescheiden mens is. Z’n muzieksmaak is ook al niet erg uitgesproken: lounge.
Ongeveer vijf jaar geleden was er veel commotie rond een strip van Kenan, een verhaal over een gezin van seriemoordenaars. Hij werd aangeklaagd voor het 'verstoren van de moraal van de Turkse familiestructuur'. Kenan was erg ongerust en van slag; zo’n affaire is niets voor hem. Hij wil geen gedoe om zich heen, hij wil alleen ongestoord en zonder iemand te storen z’n verhalen maken. De zaak werd uiteindelijk geseponeerd.

Onur
Onur leerde lezen met behulp van comics. Z’n moeder was lerares en stimuleerde dat. Hij denkt dat veel mensen van zijn leeftijd indertijd zo hebben leren lezen. Hij las veel cowboy- en andere avonturenverhalen, veelal vertaald uit het italiaans – Tom Miks, Texas, enz.
Onur is filmer, maakt momenteel een mockumentary over een actieheld in de Turkse filmindustrie. De grap is dat zowel Turkse actiehelden als de Turkse filmindustrie niet bestaan. Het project wordt dan ook gefinancierd met eigen geld. 
Hij is groot liefhebber van strips. Hij zou graag een enorme verzameling aanleggen, maar veel van wat hij goed vindt, is in Turkije niet te krijgen, en hij heeft er trouwens het geld ook niet voor. Daarom zoekt hij op internet en probeert hij te downloaden wat hij maar vinden kan. Hij is ook fan van Bill Hicks, overigens.
‘Onur’ klinkt als ‘honour’ en dat betekent het ook.

Strips in Turkije
Kenan voelt zich soms een beetje een ‘rockstar’, met een schare trouwe fans. Lange rijen fans (“duizenden”) bij boekenbeurzen, die komen voor een handtekening, een foto, een originele tekening. Natuurlijk heeft hij niet zo veel fans als popsterren, maar ze zijn wel heel trouw. Meer tekenaars hebben dat, maar niet veel. Een stuk of 5, denkt Kenan, maar al te veel striptekenaars zijn er volgens hem ook niet in Turkije, alles bij elkaar misschien een stuk of 25.
Eind jaren 90, begin deze eeuw stonden er veel meer langer lopende (vervolg)verhalen in de striptijdschriften. Nu zijn het veelal kortere verhalen, wellicht vanwege internet willen lezers sneller lezen en sneller het einde weten. Lezers hebben niet meer de concentratie en de tijd om te wachten op het vervolg, ze zijn ongeduldiger, alles moet sneller, het hele leven gaat sneller.

Kenan heeft nooit geprobeerd z’n werk in het buitenland gepubliceerd te krijgen. Hij denkt dat het te Turks is om in het buitenland aan te slaan. (Dat vindt Onur helemaal niet, integendeel, hij zit Kenan voortdurend op de huid om ’t te proberen en wil met alle liefde de verhalen in het engels vertalen.) En, zegt Kenan, de tijdschriften waarin de verhalen zijn gepubliceerd, hebben het niet graag: ‘they own the artist’, en zijn werk. Tekenaars werken zelden voor meerdere tijdschriften, hooguit voor een weekblad en een maandblad, en dan nog meestal uit dezelfde stal.
Veel mensen in Turkije, betoogt Onur, zijn überhaupt niet geïnteresseerd in het buitenland, ze zijn druk met hun leven in Turkije en met wat ze proberen op te bouwen. ‘Als je zo nodig in het buitenland wilt publiceren, ga daar dan naartoe en kom niet meer terug,’ vinden velen. Daarnaast, veel Turken zijn voortdurend aan het rekenen, en denken bij van alles ‘wat kost dat’, ‘hoeveel is het waard’ - bij wat ze in een winkel zien, maar bijvoorbeeld ook als ze gewoon ergens een kamer binnenkomen en naar het meubilair kijken. Als Kenan in het buitenland zou publiceren, gaan mensen om hem heen allicht denken ’wat zal hij daarmee wel niet verdiend hebben?!’ Daar moet hij niets van hebben. Hij wil gewoon rustig z’n werk maken, zonder praatjes achter z’n rug.

Kenan is bezig een vereniging te vormen van tekenaars, schrijvers, filmers, met name in het Scifi/Fantasy genre. Om elkaar te ondersteunen en te kunnen profiteren van elkaars netwerk om dingen van de grond te krijgen. Maar ook om samen sterker te staan, bijv. ten aanzien van copyrights.
(aut. Niels)

maandag 14 november 2011

Gesprek met M.K. Perker

tekening: Niels Bongers

Ontvangt ons hartelijk in zijn kamer op de redactie van LeMan en heeft alle tijd, want even geen deadline voor LeMan. Hij is net klaar met het inkten van een pagina voor een Amerikaanse comic, de pagina moet nog drogen. Later is hij even weg om de pagina naar Amerika te faxen. Hij stelt zich voor als M.K.. Laat (zowaar lekkere) Turkse koffie komen, omdat dat “een goede smoes is om er zelf ook nog een te nemen”, later gevolgd door gewone koffie. Rookt veel, de as gaat in een asbak, peuken in een bekertje water.
Aan de muur een groot portret van Ogüz Aral (oprichter van Girgir en godfather van de huidige strip/cartoonbladen), dat ook in Harakiri #1 stond. “Onze Ataturk” noemt M.K. hem. Ook een poster van Moebius. Is hij fan van, heel lang al - zijn werk was goed verkrijgbaar in Istanbul, ook in vertaling. Uit een grote kast met brede laden laat hij tekeningen zien, m.n. illustraties, zwart/wit, inderdaad in Moebius-achtige stijl, erg mooi. Ook een paar strippagina’s, onder andere uit Harakiri. Tekent kennelijk op groot formaat. Later legt hij uit dat hij zorgvuldig omgaat met z’n originelen, al doet de grote la anders vermoeden. Na enige tijd neemt hij ze mee naar huis om ze netjes op te bergen. Bovenop de kast ligt een ongeordende stapel papier. Originelen van zijn kamergenoot Bahadir Boysal (die na een uurtje binnenkomt en aan z’n bureau gaat zitten; zegt geen boe of ba), die bij een overstroming ernstig waterschade hebben opgelopen. 
cartoon pag.3 LeMan #1031 M.K.Perker

Als kind las M.K. buitenlandse comics (Turkse waren er niet) - de cowboy-series Tom Miks en Texas waren zodanig een begrip dat comics werden aangeduid als ‘tommixes and texasses’. Maakte als kind al een wekelijks magazine dat hij aan z’n familieleden verkocht, met strips en politiek, en zelfs een tv-pagina - die hij uit een krant knipte. Hij is geboren in 1972 aan de Europese kant van Istanbul, en opgegroeid aan de Aziatische kant.
Hij kon wel goed tekenen. maar was niet goed in het bedenken van cartoons. Toen hij vijftien was, presenteerden zijn ouders hem en z’n portfolio met tekeningen bij de grote Aral, die wel wat in hem zag. Aral schreef -dat was z’n gebruikelijk manier- op een vel papier “50.000” (oude lira’s) en z’n handtekening (“Ogüz”). Daarmee moest M.K. naar de kassier van Girgir om vooruit betaald te krijgen voor vijf tekeningen. Later vroeg M.K. aan Aral of dat niet een erg grote gok was, aangezien hij er zonder tegenprestatie met het geld vandoor had kunnen gaan. “In dat geval”, zei Aral, “raak ik 50.000 kwijt en jij een carriere”. In 1989, op z’n 16de, kreeg hij een baan bij Girgir, met salaris.
In 1995 reisde M.K. naar New York om te proberen daar voet aan de grond te krijgen. Hij ging op de bonnefooi met een portfolio langs bij Mad, in een torenflat waar ook DC Comics was gevestigd. De portier vroeg of hij een afspraak had, maar dat begreep hij verkeerd en hij noemde de naam van Mad-tekenaar Aragones, die hij bewonderde (en die aan de westkust woonde, en op dat moment helemaal niet in New York was). Daarop liet de portier hem door. Aldus kreeg hij tegen alle regels in de gelegenheid zich te presenteren, maar het leidde tot niets. Na zes maanden had hij nog steeds geen werk en keerde hij terug naar Istanbul.
In 2001 probeerde hij het opnieuw, en toen lukte het wel. Als lid te zijn aangenomen bij de Society of Illustrators hielp daar zeker bij. Hij tekende series voor DC Comics (maar alleen wat hij echt de moeite waard vond; hij kreeg eerst het aanbod te tekenen aan superheldenstrips, maar heeft een hekel aan dat genre) en illustraties voor o.a. de New York Times en The Newyorker. Woonde tot februari 2011 in New York, maar bleef bewust ‘in twee werelden leven’. Al hoefde het niet voor het geld, hij bleef in Turkse bladen publiceren.
M.K. kleurt zijn strips zelf, op de computer, met alleen wat basiselementen van Photoshop. Schetsen doet hij veel, om ingevingen vast te leggen en dingen uit te proberen. Je gaat niet vooruit door te doen wat je al kunt, maar door te doen wat je nog niet kunt, zegt hij. En: neem nooit genoegen met iets dat beter kan. Al is ’t een uur voor de deadline, als hij niet tevreden is, begint hij opnieuw. Hij laat ons een “schetsboek” zien, dat eigenlijk uitsluitend helemaal uitgewerkte tekeningen bevat. Erg mooi, maar het lijken geen schetsen, eerder losse tekeningen die niet direct voor publicatie gemaakt zijn. Hij heeft acht boeken op zijn naam staan, twee in Turkije, de andere in Amerika. Zijn zwart/wit ‘graphic novel’ Insomnia Café (verschenen bij Dark Horse) is een aanrader.
Insomnia Cafe, 2009 uitg. Dark Horse USA
Masal Mafya van M.K. (hier Kutlukhan) Perker, 2000, uitg. Çinar, Istanbul

Sinds zijn terugkeer naar Istanbul is M.K. bij LeMan ‘editor’ van de pagina’s 2 en 3 (en van het omslag), de pagina’s waarop actuele cartoons verschijnen. Hij overlegt voortdurend met hoofdredacteur/eigenaar Tuncay Akgün (ook wel: “upstairs” geheten - Tuncay zit daadwerkelijk een verdieping hoger in het LeMan-gebouw). M.K. maakt de opzet van deze twee pagina’s, kiest de grappen uit, en wijst deze toe aan de tekenaars, in de regel aan een ander dan degene die de grap bedacht heeft. Hij tekent zelf ook mee aan deze pagina’s. In de nacht van zondag op maandag slaapt hij tussendoor 1 à 2 uur, op een bank in de redactieburelen. Aan het begin van de maandagmiddag is het blad klaar en gaat het naar de drukker. De rest van die middag werkt hij aan z’n Amerikaanse comic - vanwege het tijdsverschil komt dat precies goed uit. Maandagavond zijn alle deadlines gehaald en dan slaapt hij een uur of twaalf aan een stuk. (Hij heeft geen kinderen en daar dus ook helemaal geen tijd voor...)
De ‘crisisomstandigheden’ voor het vervaardigen van de pagina’s 2 en 3 is traditie. Tekenaars als hijzelf, die meer hechten aan mooie tekeningen, beginnen wel eerder, maar veel cartoonisten hechten aan de druk van het last-minute werk, en hun tekenstijl laat dat ook toe. De tekenaars van het blad vormen een team, maar ze zijn ook elkaars concurrenten, om wie de beste strips en cartoons maakt. 
Begin dit jaar startte M.K. samen met een aantal andere tekenaars van LeMan het maandblad Harakiri. De overheid viel over het tweede nummer -omdat het verderfelijk voor de jeugd zou zijn en aan zou zetten tot overspel- en haalde alle exemplaren terug uit de kiosken. De kosten van die operatie à 150.000 lira werden verhaald op Harakiri, net zoals verkeersboetes direct verhaald worden op de overtreder, zonder tussenkomst van een rechter. Bij een weekblad was deze gang van zaken minder desastreus geweest. Aangezien een weekblad aan het eind van een week sowieso de onverkochte exemplaren terughaalt bij de kiosken, had zo’n gebod van de overheid hooguit betekend dat het terughalen wat eerder had gemoeten - en de week erna ligt het nieuwe nummer alweer in de kiosken. Waarom Harakiri werd aangepakt is M.K. niet duidelijk. Zo erg waren de twee omstreden cartoons (één van Boysal overigens) nu ook weer niet, zeker niet in vergelijking met wat soms in de wekelijkse bladen verschijnt. Vanwege het ingrijpen van de overheid is Harakiri na het tweede nummer gestopt. Er wordt nog overwogen een rechtszaak tegen de overheid te beginnen vanwege de boete en gederfde inkomsten – daar studeert een advocaat nog op.

uit Harakiri #1

uit Harakiri #1

Een paar terzijdes:
De gele steunkleur, die op cartoonpagina’s in verschillende bladen overheerst, werd indertijd door Aral gekozen voor Girgir. Vond hij een mooie kleur en hij kon tenminste zeggen dat het blad ‘in kleur!’ was. Latere bladen kregen meerkleurendruk, maar Girgir bleef geel/zwart, ter onderscheiding van die andere bladen en als zweem van underground. Sommige bladen in de Girgir-familie hielden om die reden ook de steunkleur geel aan.
Copyrights “bestaan niet” in Turkije, stelt M.K., maar het is niet netjes om zonder toestemming of betaling van de auteur werk opnieuw te publiceren. Dat gebeurt echter wel. Bijvoorbeeld het ‘nieuwe’ Girgir herpubliceerde tot voor kort strips die voor de oorspronkelijke Girgir zijn gemaakt.
Er staat in de strip/cartoonbladen nauwelijks tot geen werk van buitenlandse tekenaars. Vroeger in Girgir stonden wel eens buitenlandse series (Flippie Flink bijvoorbeeld). Buitenlandse strips passen niet zo bij het Turkse publiek, denkt M.K.
(aut. Niels)

zondag 13 november 2011

Bayan Yanı op boekenbeurs Istanbul

Zaterdag 12 november begint de Istanbul Kitap Fuari, een grote boekenbeurs die in de loop van het jaar ook in andere grote steden van Turkije wordt gehouden. Uitgevers van strips maken er een gewoonte van hier stands te huren. Bij uitblijven van de bij ons bekende stripbeurzen is dit de gelegenheid waarop Turkse striplezers hun favoriete tekenaars kunnen ontmoeten.
LeMan presenteert hier voor het eerst vrouwenstripblad Bayan Yanı, en haar patrone/mascotte Örendayan, de gebreide spinnenvrouw.

foto: Başak Unal

Bayan Yani op Facebook

dinsdag 8 november 2011

Katten strips


In een stad die zo vergeven is van katten is het niet vreemd dat ze ook in strips opduiken, er hoofdfiguren in worden zelfs. 
Neem Vicdan van stripveteraan Ilban Ertem. De zeer elegante 'Franquin-achtige' verhalen uit de oude Girgir nu opnieuw uitgebracht door Mürekkep:




Of de Kwade Kat Şerafettin van Bülent Üstün, een half mens-half katachtige Garfield-pastiche die een oude volksbuurt van de stad onveilig maakt. Deze verhalen verschenen eerder in L-manyak en Lombak:. Dit jaar publiceerde Üstün de energieke reeks Gittin gideli bebek! in Uykusuz weekblad.




zondag 6 november 2011

Abdülcanbaz

In dit antiquariaat, op onze voorlaatste dag in Istanbul vonden we dit stripboek:

In 1957 startte cartoonist Turhan Selçuk (1922-2010) in dagblad Milliyet een stripserie rond de Istanbul gentleman Abdülcanbaz. Begonnen als Turks antwoord op de toen immens populaire buitenlandse strips, groeide Abdülcanbaz in de loop van twintig jaren uit tot ware volksheld. In 1991 verscheen er bij de Turkse PTT zelfs een postzegel van hem.

Abdülcanbaz officiële website (met 11-11-11 wallpapers!)
Abdülcanbaz op Facebook

zaterdag 5 november 2011

Schimmenspel

"Hé Karagöz, wat is er aan de hand?" "Dit is vrijheid binnen de regels van de wet, Hacivat!"
 
Een van de eerste Turkse politieke cartoons. Van tekenaar Nişan Berberyan in het tijdschrift Hayal (1876), waarvoor uitgever/schrijver Teodor Kasap tot drie jaar gevangenis werd veroordeeld. 
De figuren in de cartoon, Karagöz (= Zwartoog) en Hacivat (= Cevat de Pelgrim), zijn ontleend aan het Turks schimmenspel uit de Ottomaanse periode.
Je kunt ze nu nog voor een paar cent vinden in speelgoedwinkels.

vrijdag 4 november 2011

De familie Girgir


In 1972 begon de -in Turkije- vermaarde cartoonist/striptekenaar Oguz Aral het weekblad Girgir, onder de vlag van de uitgeverij van dagblad Günaydin. Het blad was een groot succes -haalde op zeker moment oplagen van bijna een miljoen- en in 1976 bracht de uitgeverij van het concurrerende dagblad Hürriyet ook een cartoon/stripblad op de markt Çarşaf geheten. Als reactie daarop startte Aral binnen het Günaydin-concern een tweede blad, Firt (later omgedoopt tot Firfir), in de verwachting dat met twee bladen een groter deel van de markt in handen te houden was. In 1978 startte Laklak, een zondagsbijlage van dagblad Günaydin. Een poging in 1979 van tekenaars van Girgir om voor zichzelf te beginnen met het blad Mikrop was geen lang leven beschoren.
In 1986 deed een andere groep tekenaars een succesvollere poging een eigen blad te beginnen. Ze startten Limon, dat in 1991 verder ging als onafhankelijk weekblad LeMan. In 1989 werd het blad Digil gelanceerd, en om zich de kaas niet van het brood te laten eten herhaalde Aral zijn truc van 1976: hij begon een nieuw blad, Hibir, dat in 1994 onafhankelijk werd onder de naam HBR maymun, kortweg HBR.
In 1990 werd het Günaydin-concern door de autoriteiten gedwongen het blad Girgir af te stoten. De titel werd verkocht aan een ander groot mediaconcern, maar Aral en de andere tekenaars wilden niet verkocht worden en begonnen het blad Avni, vernoemd naar de bekendste stripfiguur van Aral. Een paar tekenaars van Avni richtten later het underground-blad Pişmiş Kelle op, dat de ambitie had om buiten de gebaande paden te treden. De nieuwe eigenaar van Girgir intussen zocht andere tekenaars bij elkaar – het blad bestaat nog steeds, maar leidt een bestaan in de marge.
In de loop van de jaren 90 zakten de verkoopcijfers van de cartoon/stripbladen steeds verder in. De grote uitgeefconcerns trokken zich terug en de onafhankelijke bladen konden het niet meer bolwerken. In 1996 hielden zowel Avni als Çarşaf als Pişmiş Kelle het voor gezien, in 1998 gevolgd door HBR. Aldus was er nog maar één serieus te nemen blad over, LeMan.
In 2000 scheidde een groepje tekenaars van LeMan zich af en begon voor zichzelf met het weekblad Penguen. In 2007 scheidde een groepje tekenaars zich weer af van Penguen en begon voor zichzelf met het weekblad Uykusuz. Deze drie bladen -Penguen, Uykusuz en LeMan - hebben nu het grootste deel van de markt in handen, wekelijks bij elkaar zo’n 130.000 exemplaren.
In 1996 startte LeMan met een maandblad, L-Manyak. In 2001 splitste een groepje tekenaars zich af en begon het maandblad Lombak. Dit blad bestaat sinds 2009 niet meer, maar leeft voort op een aparte pagina in Penguen. Begin dit jaar begon een groepje tekenaars van LeMan het maandblad Harakiri, dat echter al na twee nummers -vanwege juridische procedures door de overheid- werd gestaakt. Eveneens dit jaar startte LeMan het maandblad Bayan Yani, dat geheel door vrouwelijke tekenaars wordt gevuld.

(aut. Niels, met dank aan M.K.Perker)





dinsdag 1 november 2011

Observaties van de middenstand

Ons hotel bevindt zich in de textielwijk van Istanbul. Vanaf ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat zien we er mannen sjouwen met grote vierkante, dichtgetapete pakken met ‘handvaten’. De pakken zijn gevuld met dames- en herenkleding, dekbedovertrekken met rouches en pailletjes en meters gordijnstoffen. In deze wijk is de ene naast de andere textielzaak gevestigd. De etalages zijn veelal gelijk, het aanbod verschilt slechts  marginaal. Als Nederlander vraag je je af: hoe kunnen al deze winkels naast elkaar overleven? Concurreren ze elkaar niet dood? Voor een Turk ligt dat anders. Marktwerking lijkt hier geen zaak van harde commercie, maar van familie en vrienden.
Zoals er straten vol kledingzaken zijn, zo zijn er straten vol plastic speelgoed, straten vol muziekinstrumenten en straten gevuld met horloges. Je hebt de schoonmaakartikelenbuurt en de juwelenwijk, de notensteeg en de schoenenlaan. Alleen de winkels voor levensmiddelen verspreiden zich over de stad, alle andere producten worden verkocht op één locatie. En het zijn er veel. Turken lijken geboren ondernemers.
Maar waar de meeste Nederlandse ondernemers zichzelf onmiddellijk gaan onderscheiden van de concurrentie met een kansrijke locatie, flitsend reclamemateriaal en een eigen keurmerk, zien we in Turkije geen tekenen van een zware concurrentiestrijd tussen winkels. Wat we wel zien zijn winkeliers die broederlijk samen een appelthee voor hun winkels nuttigen en zelfs oppassen op de winkel van de ander als die even weg moet.

Ook de doorsnee Turkse koper lijkt zich anders te gedragen dan de gemiddelde Nederlandse consument. Als een Nederlander een wasmachine nodig heeft dan gaat hij over het algemeen naar de speciaalzaak die het dichtste bij is en wint daar informatie in over mogelijkheden. Hij vergelijk de prijzen en besluit als hij de juiste prijs-kwaliteitverhouding heeft gevonden. Voor de Turkse consument werkt dat wat anders. Als een Turk een wasmachine nodig heeft dan zoekt hij meestal eerst in zijn vriendenkring naar iemand die dit product verkoopt. Als hij zelf niemand kent dan vraagt hij zijn vrienden of zij iemand kennen. Het kopen van een product in een winkel is dan niet alleen meer een zakelijke transactie, maar ook een vriendendienst. Prijzen zijn onderhandelbaar en voor de keuze ga je af op het advies van de aanbevolen winkelier. Zo van buitenaf bekeken krijg je de indruk dat winkelen in Turkije een socialer gebeurtenis is dan in Nederland, minder gericht op het maken van winst, meer gericht op het contact.

Nu is de vraag of het ook zo werkt met de striptekenaars die voor de grote stripweekkranten werken. De hoofdredacteurs van Penguen (Metin Üstüntäg) en LeMan (M.K. Perker) bevestigen dat ook de tekenaars zo te werk gaan. Hun persoonlijke mailadres en website staat vaak boven hun werk. Zij worden eerst vrienden met hun lezers. Ze knuffelen wat op facebook, drinken een wijntje in het café dat onder de redactieruimte van LeMan gevestigd is en als ze elkaar genoeg kennen dan gaat de lezer lezen en betalen voor de aanschaf van de krant waarin zijn vriend tekent. Een van de lezers gaf zelfs aan dat toen een tekenaar wiens werk hem erg aansprak van Penguen naar Uykusuz overstapte hij ook is overgestapt.
Net als de winkeliers doen ook de stripkranten niet aan reclame. Zij plaatsen geen advertenties van bedrijven. Zij ontvangen geen sponsorgelden of subsidies en verdienen hun eigen geld met het werk dat zij verkopen. Metin Üstüntäg omschreef de concurrentie tussen de verschillende kranten als “een vriendelijk soort concurrentie”.
(aut. Mirjam)


Grappig gegeven bij wat hierboven staat is dat de kantoren van de grote stripbladen -feitelijk nakomelingen van elkaar- in gigastad Istanbul alledrie in een 'draaicirkel' van 1 kilometer gevestigd zijn. Wat niets te maken heeft met huurprijzen of waar hun werknemers wonen.
En Perker vergeleek de tijdelijke crisis van 1996 in het Turkse striplandschap, toen de bladen één voor één omvielen tot alleen LeMan overbleef met een straat waarin één goedlopende kapperszaak zit. Andere ondernemers zien dat, zetten daarnaastook een kapperszaak op en liften zo mee op dat succes. Als die ene eerste zaak (in dit specifieke parallel het weekblad Girgir) dan verdwijnt, zullen ook de anderen wegkwijnen.
(aut. Albo)

Turkse strips anno nu 6

Ook Turkije kent zijn score aan autobiografische tekenaars, die zich voor een groot deel verzamelen in stripweekblad Uykusuz (='slapeloos') Van de mannen is stilistisch de meest vaardige en 'oogvriendelijkst' Ersin Karabulut (1981). Hij debuteerde reeds op zijn 16de bij het undergroundblad Pişmiş Kelle ('gekookt hoofd'), waarna stripwerk voor Lombak en Penguen volgden. Voorafgaand aan onderstaand tweede deel van zijn gebundelde dagboekpagina's Sandik-içi verscheen een doorlopend verhaal Sevgili Günlük.